Land van Heusden en Altena

 

 De voorouders van Elly van Andel zijn afkomstig uit het Land van Heusden en Altena. Gelegen in de provincie Noord Brabant tussen de Biesbosch en de rivieren Boven Merwede, Afgedamde Maas en Bergsche Maas. De laatste is pas tussen 1900 en 1904 gegraven om het rivierwater sneller en beter af te voeren.

Uit de kerkelijke stukken blijkt, dat ze voornamelijk woonachtig waren in de omgeving van Heesbeen, Doeveren, Giessen, Emmikhoven en Dussen. De familie heeft acht generaties in directe omgeving van elkaar gewoond. Niet zo verwonderlijk, als men bedenkt, dat de afstanden te voet of te paard (met wagen) werden afgelegd over onverharde wegen en paden die in de natte tijden moeilijk begaanbaar waren.

 

De bevolking hielt zich voornamelijk bezig met veeteelt (runderen en paarden) en akkerbouw (tarwe, vlas, hop en hennep). De laag liggende gronden werden gebruikt als vetweiden (zuivel en vlees) en als hooilanden. In de veengebieden werd turf gestoken. In de natte gedeelten, veelal buitendijks, werd griendhout gekapt voor diverse doeleinden, afhankelijk van de dikte van de tak. Twijgen voor de bezem, de dikkere voor stelen aan gereedschappen en als hulpmiddel bij de aanleg en het verstevigen van dijken.

Naast de landbouwers waren er de noodzakelijke bedrijfjes voor het dagelijkse gebeuren, zoals de smid, de wagenmaker, de molennaar, de kleermaker, de rietdekker, de bakker en de beurtschipper voor aan- en afvoer van goederen en personen tussen ‘s Hertogenbosch en Rotterdam.

Hoewel een ieder over een stukje eigenland beschikte, kon men daar niet van bestaan. Het overgrote deel van de bevolking verhuurde zich als knecht of als dagloner. De Heren van een Hof beleenden hun gronden via leenmannen aan boeren en telers. Ook de kerken bezaten gebouwen en gronden die werden beleend. Men pachtte veelal de boerderij, de molen en de grond. Rond 1800 verwaterde dit systeem uit de vroege middeleeuwen en kon men middels een lening het gebouw en grond kopen. Maar bij verkoop diende men wel de zgn. dertiendepenning (geldbedrag) aan de leenheer te betalen.

 

De streek is een protestante enclave in het katholieke zuiden. Een overblijfsel uit de tijd dat Holland protestant was en het katholiekengeloof niet was toe gestaan. De familie behoorde tot de Nederduits Gereformeerde Gemeente, wat is af te leiden van de gegevens bij de dopen van de kinderen en de huwelijken in de kerken. De Nederduits Gereformeerde Kerk is tijdens de reformatie ontstaan in het jaar 1568, na de bijkomsten van de gereformeerde kerken in Wezel en Emden in Duitsland. De naam Nederduits is gekozen als onderscheiding tussen de Waalse en de Engelse gereformeerde kerken. Tijdens de Unie van Utrecht werd in 1579 de Nederduits Gereformeerde Kerk als publieke kerk erkend.

 

Voor 1811 was er geen bevolkingsregister. En werden alle geboorten (via dopen) en huwlijken geregistreerd in de doop- en trouwregisters van de kerken. Om achter de juiste persoonsgegevens te komen dienen deze geraadpleegd te worden. Helaas zijn in die periode niet alle gegevens vermeld door de dominee, koster/ouderling, of zijn gedeelten onleesbaar geworden.

Zoals al eerder vermeld, is het moeilijk vast te stellen wie tot onze familietak behoren omdat meerdere de zelfde achternaam gebruiken. Met redelijke zekerheid kan worden vermeld, dat Gijsbert Teunisz (Teunissen) van Eijl het oudste gevonden familielid is. Gijsbert trouwde in 1659 met Jenneke Philiberts (Tillebaerts) geboren in Heesbeen. De moeder van Jenneke is niet bekend. Haar vader Adriaen Philiberts is gedoopt op donderdag 15 juni 1606 in Oisterwijk en overleden op donderdag 16 april 1665 in Tilburg. Hij was toen 56 jaar oud.

Adriaen Philiberts is een buitenechtelijk kind van Philibert Adriaens en Jenneke Peter Willemse. Zij is de dochter van Peter Willemsz van Riel en getrouwd met Jan Ghysberts Jan Goyaerts. Philibert Adriaens is omstreeks 1575 in Venloon (Loon op Zand) geboren en was molenaar op de standaardmolen de “Kerckhoven” (bij het buurtschap Kerckhoven) tussen Udenhout en Oisterwijk.

Jan Ghysberts Jan Goyaerts daagt, namens zijn vrouw, Philibert Adriaens voor het schepenrecht van Oisterwijk in verband met het buitenechtelijk kind Adriaen. Op donderdag 6 januari 1607 wijzen de schepen vonnis. Philibert Adriaens dient zijn zoon Adriaen Philiberts tot zich te nemen en een eerlijke deugdelijke opvoeding te geven. Dat heeft hij blijkbaar gekregen, want hij is evenals zijn vader molenaar geworden op ondermeer de “Akkermolen“ in Alphen (NB) en de “Korvel” in Tilburg.